Het Romeinse Legioen

Het machtigste leger van de Oudheid

Lees en luister mee!

In de beginjaren van de Romeinse Republiek waren de Romeinse legers eigenlijk groepen gewone burgers die werden opgeroepen wanneer er oorlog was. Iedereen moest zijn eigen spullen meenemen, dus ook zwaarden, schilden en andere bescherming. Ze gebruikten ook weinig tactieken. Vaak renden ze in grote groepen op de vijand af, en hoopten ze de veldslag te winnen.

Rond 300 voor Christus kwam hier verandering in en een Romeins leger werd steeds georganiseerder. Ze werden ingedeeld in “manipels”, groepen soldaten van ongeveer 120 man die werden opgedeeld in verschillende linies. Op de eerste rij de jonge soldaten, op de tweede rij de ervaren soldaten en op de achterste rij de oude en rijke soldaten, die alleen in geval van nood werden ingezet.

Een manipel uit het Romeinse leger (eigen werk)

Verder hadden deze legers bijna allemaal dezelfde wapenuitrusting. Alle soldaten moesten deze wapenuitrusting zelf kopen en bestond uit:

  • Een speer die een pilum heette. Deze werd gebruikt om te werpen naar de vijand, als deze op de Romeinse soldaten afkwam.
  • Een zwaard dat een gladius heette. Dit was een kort zwaard, gemaakt om mee steken. Dit werkte goed als de vijanden dicht op elkaar stonden.
  • Een schild dat een scutum heette. Een groot rechthoekig houten schild. Door deze vorm konden legionairs heel dicht op elkaar staan en een soort muur vormen voor perfecte bescherming. Met een gladius konden ze door die muur heen steken.

Reconstructie van een pilum (Wandalstouring, 2 augustus 2006)

Reconstructie van een gladius (Rama, 14 mei 2009)

Reconstructie van een scutum (MatthiasKabel, 17 juni 2005)

Deze nieuwe tactieken en uitrusting werkten heel erg goed en zorgden ervoor dat de Romeinse Republiek steeds groter werd. Totdat de Romeinen rond 200 voor Christus genoodzaakt waren om hun tactieken aan te passen en hun legers enorm uit te breiden. De briljante Carthaagse generaal Hannibal dwong Rome namelijk bijna op de knieën. Hannibal werd uiteindelijk in 202 voor Christus in Tunesië verslagen door de Romeinen dankzij generaal Scipio Africanus.

Weer een eeuw later, rond 100 voor Christus, werd het Romeinse leger zoals het tegenwoordig het bekendst is.  Het Romeinse Rijk werd namelijk groter en groter en er waren gewoonweg te weinig soldaten.
Generaal Gaius Marius realiseerde zich dat dit niet langer door kon gaan en veranderde het Romeinse leger compleet.

  • Ten eerste zorgde hij ervoor dat het Romeinse leger een beroepsleger werd. Elke Romeinse burger die zich aanmeldde voor het leger kreeg een salaris en een contract van 25 jaar. Na deze 25 jaar kregen ze een stuk land en een pensioen. Dit werden de Romeinse legionairs. Door deze verandering had Rome heel snel een gigantisch professioneel leger. Heel veel mensen meldden zich namelijk aan. Een gegarandeerd salaris, eten en een stuk land als vooruitzicht was uniek in die tijd.
  • Ten tweede kreeg de Romeinse soldaat al zijn spullen van het rijk, denk aan wapens, voedsel, harnas en andere uitrusting.
  • Ten derde deelde hij het leger op in legioenen. Elk legioen bestond uit 4800 soldaten. Opgedeeld in tien cohorten van 480 man, die weer waren opgedeeld in zes centurie van 80 man.

Een centurie bestond uit 80 soldaten (eigen werk, 2024)

Een cohort bestond uit 480 soldaten (eigen werk, 2024)

Een legioen bestond uit 4800 soldaten (eigen werk, 2024)

Deze soldaten moesten het hele jaar door keihard trainen en altijd paraat staan om ergens ingezet te worden. Naast deze bijna 5000 soldaten, had elk legioen ook een cavalarie van 300 man. Dit zijn soldaten te paard en werden vaak gebruikt als verkenners en boodschappers. Tijdens een veldslag werden ze aan de vleugels ingezet, maar een legioen vertrouwde vooral op hun goed getrainde legionairs.

Zo’n groot legioen moest natuurlijk goed georganiseerd worden. Daarom werden verschillende rangen ingevoerd zodat er een duidelijke structuur ontstond in het leger.

  • De Legaat was de generaal van een legioen. Vaak was het ook de gouverneur van de regio waarin het legioen zijn standplaats had.
  • De Tribuun was de rechterhand van de legaat. Vaak was dat jongeman uit een rijke familie met veel invloed, die naar het leger werd gestuurd om militaire ervaring op te doen.
  • De Primus Pilus, in het Nederlandse vertaald is dat de “Eerste Speer” was een zeer ervaren Centurio die de leiding had over een cohort dat bestond uit 6 centurie en in totaal 480 man. Het was een van de meest eervolle posities in een legioen en de Primus Pilus was vaak een vertrouwde adviseur van de legaat.
  • De Centurion was een ervaren legionair die de leiding had over een centurie, een eenheid van 80 man.
  • De Optio was de rechterhand van de Centurion. Als de Centurion om het leven kwam, nam hij direct de leiding over.
  • De Decurion was de leider van ongeveer 10 ruiters in de cavalarie.
  • De Prefect was de leider en verantwoordelijk voor het kamp van een legioen. Vaak was dit ook een ervaren Centurion aan het einde van zijn carrière. Een prefect was niet alleen verantwoordelijk voor het kamp, maar ook voor de trainingen, de voorraden van eten, drinken en wapens en hij zag toe bij het opbouwen en afbreken van een kamp.

Een centurion had vaak vele medailles (Luc Viatour, 2007)

Het kamp van een legioen was een enorme operatie. Een legioen moest in staat zijn om na een dag marcheren een kamp op te zetten. Dat betekende tenten opzetten, een houten muur met verdedigingstorens bij te poorten te bouwen, en greppels graven.  De volgende ochtend moesten ze dit kamp ook weer kunnen opbreken.

Om dit zo goed mogelijk te laten verlopen, was het kamp altijd op dezelfde manier ingericht. Het was rechthoekig, er waren vier poorten, twee “hoofdstraten” en de legerleiding zat vaak in het midden van het kamp. De legionairs sliepen met zijn achten in een tent die een contubernium heette. Iedereen sliep altijd op dezelfde plek in het kamp. Zo wist elke legionair altijd waar ze waren, in het geval dat ze werden aangevallen.

Als een legioen langer op één plek bleef, werd het fort van steen gemaakt.

De beroemde "Testudo formatie" (Neil Carey, 10 mei 2006)

Op het slagveld waren de Romeinen net zo goed georganiseerd als in hun kampen. Door hun keiharde trainingen en het gebruik van veel goede en slimme tactieken bleven ze haast 500 jaar bijna onoverwinnelijk. De bekendste tactiek van de legioenen was de "Testudo", wat Latijn is voor schildpad. De Romeinse legionairs stonden dicht bij elkaar en hielden de schilden boven en naast zich om zich zo te beschermen tegen projectielen als pijlen en stenen. Toch werd dit niet heel vaak gebruikt omdat, zoals de naam “Schildpad” het al zegt, het was ontzettend traag en onhandig.

Dankzij de legioenen groeide het Romeinse Rijk uit tot een gigantisch gebied dat zich uistrekte van Afrika tot Noordwest-Europa. Op het hoogtepunt van het Romeinse Rijk, rond de tweede eeuw na Christus, waren er wel 30 legioenen dus bijna 150.000 legionairs. Vaak waren dit nog veel meer soldaten, omdat een legioen uitgebreid kon worden met auxillia.  Reservetroepen uit Romeinse provincies. Zij kregen na 25 jaar dienst het Romeinse burgerschap als beloning. Deze auxillia waren vaak boogschutters, steenslingeraars of andere speciale troepen.

De groei van het Romeinse Rijk, na de veranderingen van Gaius Marius (Roke en Coldeel, 2009)

Maar de Romeinse legioenen deden nog meer dan alleen maar vechten. Door het hele Romeinse Rijk bouwden ze gigantische forten en verdedigingswerken als de Hadrianusmuur in Groot-Brittannië. Ze bouwden zelfs bruggen, aquaducten en ze legden wegen aan.

Een vervallen Romeins aquaduct (Albinfo, 14 september 2023)

De Hadrianusmuur (Quisnovus, 28 oktober 2010)

Romeinse weg bij Valkenburg ZH (Michiel1972, 17 februari 2010)

De legioenen vormden dus een belangrijke basis van het gigantische Romeinse Rijk. Toen het Romeinse Rijk verzwakte door aanvallen van bijvoorbeeld de Germanen, verzwakten ook de legioenen. Er waren niet genoeg Romeinse burgers meer om de legioenen te vullen en daarom gebruikten de keizers vaak huursoldaten. Die waren alleen lang niet zo goed georganiseerd. Bovendien viel de organisatie in de legioenen uit elkaar. Er werd minder hard getraind, er was minder discipline, ze bouwden nauwelijks nog forten en leiders begonnen op hun eigen manier de legers in te delen. Dat maakte het Romeinse leger enorm zwak en dat zorgde uiteindelijk voor het einde van het Romeinse Rijk. In 476 wordt Rome door Germanen veroverd en werd de laatste West-Romeinse keizer, Romulus Augustulus afgezet.

De val van Rome (Karl Bryullov, 1833-1836)

Om dit verhaal af te sluiten:
Wist je dat er eens een compleet legioen is verdwenen? Rond het jaar 60 kwam het 9e legioen in Groot-Brittannië om onder andere de opstand van Boudica neer te slaan. Het legioen werd bijna geheel vernietigd door Boudica, maar later opnieuw opgebouwd met nieuwe legionairs. Het legioen bleef daarna bijna 50 jaar in Groot-Brittannië, maar was opeens aan het begin van de 2e eeuw verdwenen uit de geschiedenisboeken. Wat er precies gebeurd is met dit legioen, is nog steeds een raadsel. Sommigen zeggen dat ze compleet vernietigd zijn in de buurt van de Hadrianusmuur, anderen zeggen dat het legioen is opgedeeld en dat een deel in Nijmegen terecht is gekomen. Maar niemand weet het zeker en daardoor blijft het een enorm mysterieus verhaal.

Waar?

Het Romeinse Legioen ontstond in Rome, Italië

Meer weten?

In Nijmegen was er een groot Romeins fort!